Zachte heelmeesters

Ik geef het eerlijk toe: ik hou niet van confrontaties. Als het even kan, ga ik ze uit de weg. Ik strijk de plooien glad, leg er een deken van begrip overheen, en noem dat dan vrede. In het gewone leven kom je daar nog mee weg, maar in een boek is het dodelijk. Want zonder botsingen geen verhaal, en zeker geen goed.

Toen ik anderhalf jaar geleden aan Zoutlong begon, liep ik daar keihard tegenaan. Het schrijven ging vlot, tot ik op een dag geen letter meer op papier kreeg. Geen writer’s block, niets dramatisch, maar iets anders. Mijn vingers bleven boven het toetsenbord hangen telkens wanneer ik een conflict wilde beschrijven. Ik wist precies wat er moest gebeuren, maar ik durfde het niet op te schrijven.

Pas later begreep ik wat er speelde: ik ging de confrontatie niet aan met mijn personages en dus ook niet met mezelf. Het hoofdstuk waar ik toen aan werkte, bevatte het hart van het conflict in Zoutlong, en ik saboteerde mezelf om het niet te hoeven voelen.

Nu ik in de herschrijffase ben, kom ik dat moment opnieuw tegen. En ik lees, bijna verbaasd, dat de passages waarin ik wél de pijn toeliet, de sterkste zijn geworden. De eerlijkste. De stukken waarin ik niet probeerde te sussen, maar te schuren.

Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, zeggen ze. Misschien geldt dat ook voor schrijvers. Zoutlong is beter geworden door die confrontatie aan te gaan; met mijn personages, met het verleden, en met mezelf.
Want juist daar, in het ongemak, ligt de kern van het verhaal: de moed om te voelen wat je liever zou verzwijgen.