
Hoe donker de onderwerpen van mijn boek soms ook zijn, een boek heeft lucht nodig. Dat heb ik tijdens het schrijven van Zoutlong meer dan eens ontdekt. Niet alles hoeft zwaar te klinken, niet elk hoofdstuk hoeft diep te duiken. Soms mag het water gewoon rimpelen.
Zuurstof
Alles aan een mens
heeft lucht nodig
ook wat je onder water
stopt komt ooit
weer boven
Schrijven is niet alleen duiken in de diepte, maar ook weten wanneer je weer boven moet komen.
Ik merkte hoe makkelijk ik me liet meeslepen naar de diepte, naar herinneringen die troebel waren, naar zinnen die zich vastzetten. Het is verleidelijk om daar te blijven, want dat is waar de lagen zitten, waar je iets leert over jezelf. Maar als ik te lang in dat donker schrijf, verdwijnt de beweeglijkheid. Dan vergeet ik dat het leven óók luchtig is, hoe zwaar het onderwerp ook lijkt.
Lichtheid betekent niet dat je wegkijkt. Het is juist de kunst om iets zwaars met adem te vertellen. Om ruimte te laten voor kleine grapjes, een geur die blijft hangen, of een onverwachte glimlach midden in een pijnlijke herinnering. Want zelfs in verdriet leeft iets levends, een vonk die niet dooft. En mijn leven was geen donkere poel. Allesbehalve zelfs.
Tijdens het herschrijven, waar ik nu mee bezig ben, let ik er dus extra op dat die momenten de tekst dragen. Dat niet de wanhoop blijft hangen, maar de menselijkheid ertussen. De schaduw krijgt pas betekenis als er licht naast valt.
Misschien is dat wel de echte kunst van schrijven: niet die van het uitdiepen, maar van het openlaten. Van weten wanneer je moet ademen, wanneer je even boven komt.
En dat je onderweg merkt: zelfs in het donker kun je glimlachen, als je de deur op een kier laat voor wat licht.