De prijs van willen behagen

Ik wil het goed doen. Voor iedereen. Ik wil attent zijn. Zien wat nodig is. En geven zonder dat iemand iets hoeft te vragen. 


De Belgische Posterijen hebben altijd goed aan mij verdiend door al de  kaartjes die ik verstuurde. Dat lijkt iets moois en misschien is het ook gewoon mooi. Maar…
Er zit ook iets anders onder. Iets dat ik de laatste jaren pas durf toe te geven.

Dat diepe, stille verlangen om wél gewenst te zijn, om niet uit de boot te vallen, niet vergeten te worden.
De gedachte dat mensen me de rug toekeren is een doemscenario dat me al sinds mijn jeugd achtervolgt. En dus geef ik. En dus buig ik. En dus pas ik me aan. Niet altijd vanuit liefde, maar soms uit angst.
Angst dat ik alleen overblijf. Angst dat mijn aanwezigheid niet vanzelfsprekend is. Dat heeft me geregeld in de armen van de verkeerde mensen doen belanden.
Mensen die mijn geven zagen als iets wat eindeloos was. Mensen die wisten: zij zal wel ja zeggen. Mensen die de ruimte namen die ik niet durfde af te bakenen.

Ik schatte echter niet alles goed in. Liet mensen binnen die niet het beste met me voorhadden. En nog steeds schaam ik me soms over hoelang ik dat niet doorhad.
Maar dat is wat naïviteit doet : het kleurt je blik zacht, ook als het scherp zou moeten zijn.
Toch veroordeel ik mezelf niet meer zoals vroeger. Ik begrijp nu waar het vandaan komt. Behagen is een strategie. Een overlevingsmechanisme. Een manier om erbij te mogen horen in een wereld waarin je je lang buitengesloten voelde. 
Dus ik leer. Langzaam, gestaag. Ik leer dat ik niet iedereen hoef te plezieren om geliefd te zijn. Dat “nee” zeggen niet betekent dat iemand me verlaat.
Dat ik het waard ben, ook zonder cadeautjes, perfect op tijd gestuurde berichtjes of kaartjes en eindeloze beschikbaarheid.

Het is werk, dit afleren van overmatig geven. Maar het is goed werk en ik doe het met liefde. Liefde voor mezelf.